Jeugdzeilen 2, is bedoeld voor kinderen die reeds hebben kennis gemaakt met de zeilsport en de beginselen van het zeilen onder de knie hebben. Met dit diploma laat je zien dat je de boot steeds beter onder controle krijgt. Je kunt op meerdere manieren het roer bedienen, kunt op het water herkennen waar de wind vandaan komt en je kunt met meerdere boten om je heen, de juiste voorangsregels toepassen.
Om het Jeugdzeilen 2 diploma te behalen, dien je ook in bezit te zijn van het JZ1 diploma.

Bootkennis 2

Bootkennis 2

Kennen en benoemen van:

• Slipsteek
• Halve steek
• Paalsteek

sluiten

Wegvaren 2

Wegvaren 2

Je kunt:

• Je boot te water laten vanaf een helling, strand of steiger.
• 2 technieken om zowel vooruit als achteruit weg te varen van de kant.

sluiten

Omslaan 2

Omslaan 2

Je kunt:

• Zelf de boot om laten slaan naar lij.
• Zelfstandig de boot weer rechttrekken.
• Leeghozen/ leegvaren en weg vervolgen.

sluiten

Sturen 2

Sturen 2

Je kunt:

• Het roer bedienen met de joystick op rechte koersen.
• De schoot bedienen terwijl je controle over joystick/ helmstok houdt.

sluiten

Zitpositie 2

Zitpositie 2

Je kunt:

• Je zitpositie aanpassen aan de boothelling. (windsterkte)
• Wisselen van zitpositie terwijl je controle over roer/ schoot behoudt.

sluiten

Overstag 2

Overstag 2

Je kunt:

• Overstag gaan in een vrij kruisrak op een zelf gekozen moment.
• Uitkomen op de nieuwe gewenste koers.
• Overstag gaan van aan de wind naar aan de wind.

sluiten

Gijpen 2

Gijpen 2

Je kunt:

• Gijpen om een boei en tevens op een zelfgekozen moment in een voordewinds rak.
• Op tijd aan de andere kant zitten, zodat de boot vlak en onder controle blijft.
• Overzicht bewaren over je vaarrichting tijdens het gijpen.

sluiten

Zeilbediening 2

Zeilbediening 2

Je kunt:

• Op het water herkennen waar de wind vandaan komt en de juiste zeilstand kiezen.
• De optimale zeilstand ontdekken door te kijken naar je zeil en schoot te vieren/ aan te trekken.

sluiten

Opkruisen 2

Opkruisen 2

Je kunt:

• Middels een vrij kruisrak een bovenwinds gelegen merkteken bereiken.
• Een inschatting maken van de layline en de boei niet verder dan 10meter overzeilen.

sluiten

Aan de wind 1

Aan de wind 1

Je kunt:

• Varen met een juiste trim van de schoot: "Puntje giek boven puntje boot."
• Een koers hoog aan de wind kunnen kiezen en vasthouden.

sluiten

Strategie 2

Strategie 2

Je kunt & snapt:

• Dat er achter een obstakel, minder wind staat dan op open water.
• Op het water herkennen van plekken met meer en minder wind. (vlagen en wind-schaduw)

sluiten

Voor de wind 1

Voor de wind 1

Je kunt:

• Voor de wind varen terwijl je voorin je boot zit op de rand, tegen het schot.
• Sturen met je joystick.

sluiten

Aanspringen 1

Aanspringen 1

Je kunt:

• Boot kunnen afremmen tot still liggen, terwijl deze over dezelfde boeg blijft.
• De boot op gang brengen en weg over dezelfde boeg & koers vervolgen.

sluiten

Strategie 3

Strategie 3

Je kunt:

• Opkruisen met een obstakel tussen start en eindpunt.
• Actie ondernemen indien beland in windschaduw van obstakel.

sluiten

Route 2

Route 2

Je kunt:

• Met meerdere boten veilig op 1 parcours zeilen.

De volgende voorrangsregels toepassen:

• Bakboord/ stuurboord
• Voor/ achter
• Ruimte bij merkteken

sluiten

Regels 1

Regels 1

Je begrijpt en past de volgende regels toe:

• Voorzorgsmaatregelen
• Afwijking reglement
• Tegengestelde koersen
• Kruisende koersen

sluiten

Deinzen 1

Deinzen 1

Je kunt:

• De boot uit de wind halen door "achteruit te parkeren."
• De boot laten draaien naar halve windse koers.
• Schoot aantrekken en vooruit weg varen.

sluiten

Slepen 1

Slepen 1

Je kunt:

• De boot vast- en losmaken in een sleep.
• De boot veilig in de sleep besturen met, of zonder zeil.

sluiten

Het jeugdzeilen 3 diploma, laat zien dat je de boot goed onder contole hebt. Je kunt veilig een aantal moeilijke manouvres uitvoeren, zoals het aanleggen en wegvren vanaf hoger- en lagerwal. Je kunt de boot veilig tussen ander vaarverkeer zeilen en weet welke voorrangsregels van toepassing zijn. Ook heb je de basiskennis van het zeilen van een wedstrijd onder de knie. Je kunt het zeil aanpassen om de boot zo hard mogelijk te laten gaan en je kunt een wedstrijd starten vanaf een startlijn.
Om voor dit diploma in aanmerking te komen, dien je in het bezit te zijn van het Jeugdzeilen 2 diploma.

Wegvaren 3

Wegvaren 3

Je kunt:

• Je boot van lagerwal te water laten vanaf een helling, strand of steiger.
• Afduwen van de kant en vervolgens het zwaard installeren en wegvaren.

sluiten

Omslaan 3

Omslaan 3

Je kunt:

• Zelf de boot om laten slaan naar lij en loef
• Zelfstandig de boot weer rechttrekken.
• Leeghozen/ leegvaren en weg vervolgen.

sluiten

Sturen 3

Sturen 3

Je kunt:

• De boot rond de baan sturen, met gebruik van de joystick.
• Stuurhand is ontspannen en stuurbewegingen zijn klein.
• Handpositie op joystick wisselt mee met zitpositie. (uiteinde/ begin)

sluiten

Zitpositie 3

Zitpositie 3

Je kunt:

• Actief reageren op meer/ minder druk door te wisselen van zitpositie.
• Zonder controle kwijt te raken over het roer en schoot, wisslen van zitpositie.

Kent de 4 mogelijke posities:

• In de boot
• Gehurkt tegen de rand
• Op het randje
• Hangen

sluiten

Overstag 3

Overstag 3

Extra ten opzichte van JZ 1 & 2 kan je:

• Overstag gaan van hoog ADW naar hoog ADW over de nieuwe boeg.
• Gebruik maken van je joystick tijdens het overstag gaan, zonder deze los te laten.
• Overpakken van schoot en joystick na het verzitten naar de nieuwe boeg.
• Vlot doorsturen met een zo kort mogelijke tijd "in de wind".

sluiten

Gijpen 3

Gijpen 3

Je kunt:

• Je kunt de boot gijpen terwijl je stuurt met je joystick
• Gijpen terwijl je schoot en joystick overpakt, zonder los te laten.
• Op tijd over de nieuwe boeg zitten, zodat de boot vlak en onder controle blijft.

sluiten

Zeilbediening 3

Zeilbediening 3

Je kunt:

• Met de schoot kunnen reageren op windvlagen door vieren en aantrekken.
• De optimale zeilstand ontdekken door te kijken naar je zeil en schoot te vieren/ aan te trekken.

sluiten

Opkruisen 3

Opkruisen 3

Je kunt:

• Een inschatting maken van de layline en de boei niet verder dan 2 bootlengtes overzeilen.

sluiten

Aan de wind 2

Aan de wind 2

Je kunt:

• Varen met een actieve houding. Schouders buiten de heupen, rechte rug.
• Voelen/ merken wanneer er meer of minder druk is.
• Reageren met lichaam en eventueel schoot op drukverschil.
• Vaart de boot zo vlak mogelijk.

sluiten

Voor de wind 2

Voor de wind 2

Je kunt & snapt:

• Dat vlagen voor de wind van achter komen.
• Tijdens het zeilen regelmatig achterom kijken, terwijl de boot onder controle blijft.

sluiten

Aanspringen 2

Aanspringen 2

Je kunt:

• Boot tot stilstand brengen op een specifiek mikpunt.
• De boot enig moment (10sec +) op zijn plek houden.
• Boot op gang brengen zonder veel te verlijeren en weg over zelfde koers vervolgen.

sluiten

Starten 1

Starten 1

Je kunt:

• Een startlijn herkennen tussen twee boeien.
• Je kunt tot het startsignaal achter de startlijn blijven.

sluiten

Strategie 4

Strategie 4

Je kunt:

• Bepalen wat de lange en korte klap is. Over welke boeg vaar je het meest naar je doel?
• Op voorhand herkennen van windschaduw van een eiland, of grote obstakels.
• Route om de windschaduw heen plannen.

sluiten

Route 3

Route 3

Je kunt:

• bij een BB/SB situatie, bewust kiezen of je overstag gaat, of achter de bakboord boot langst stuurt om een aanvaring te vermijden.

sluiten

Regels 2

Regels 2

Je begrijpt en past de volgende regels toe:

• Groot schip
• Klein schip
• Tegengestelde koersen
• Voorbijlopen
• Kruisende koersen

sluiten

Deinzen 2

Deinzen 2

Je kunt:

• De boot uit de wind halen door "achteruit te parkeren."
• De boot rustig recht achteruit laten varen.
• De boot laten draaien naar halve windse koers.
• Schoot aantrekken en vooruit weg varen.

sluiten